De standaard maten van een breipatroon komen niet altijd mooi overeen met je eigen maten. Of een trui heeft een recht model terwijl je graag taillering zou willen (zoals bij IJslandse truien). Dan kun je relatief eenvoudig het patroon aanpassen aan je eigen maten. Het vergt even wat meet- en rekenwerk, maar als je dat één keer hebt gedaan is het daarna steeds makkelijker.
NB. In deze post ga ik ervan uit dat je tailleomtrek kleiner is dan je heupomtrek. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen. Heb jij meer het ‘appel’ dan het ‘peer’ figuur, dan zul je waarschijnlijk liever voor een recht model gaan zonder taillering.
Over minderen en meerderen
Ik heb verschillende methodes van minderen en meerderen geprobeerd, en onderstaande vind ik persoonlijk het mooiste resultaat geven. Ik minder meestal 4 steken per toer. Aan de voorkant minder ik vlakbij de zijkant en aan de achterkant meer naar het midden toe. Je ziet dan op de rug lijnen die de zandloper-vorm benadrukken:
Vind je dat niet mooi, dan kun je op de rug ook dichter bij de zijkanten minderen net als aan de voorkant. Hoef je niet zoveel steken te minderen, dan zou je ook 2 steken per toer kunnen minderen alleen aan de zijkanten.
Het minderen doe ik op twee manieren: op de ene plek brei ik 2 steken recht samen en op de andere plek haal ik twee steken recht af, zet ze (gedraaid) terug op de linkernaald en brei ze vervolgens samen (in het Engels SSK ofwel slip, slip, knit genoemd). De ene manier van minderen leunt wat naar rechts en de andere naar links, en daardoor krijg je die schuin naar elkaar toelopende lijnen. Aan de voorkant ziet dat er zo uit:
In een schema gezet ziet het minderen voor de taillering er als volgt uit (klik om te vergroten):
Vanaf de taille richting de borst moet er meestal weer gemeerderd worden. Dat doe ik op dezelfde plekken als de minderingen. Persoonlijk vind ik het resultaat het mooist (het minst zichtbaar) als je in de voor- en achterkant van een steek breit. De draad tussen twee steken oppakken en gedraaid breien is een andere optie.
Maar hoeveel steken moeten er geminderd en gemeerderd worden??
Stap 1 – Meten
Een proeflapje. Brei eerst een proeflapje en was en droog dat op de manier waarop je de trui zult gaan wassen. Meet hoeveel steken en hoeveel toeren je hebt per 10 cm. Deel dat vervolgens door 10 zodat je het aantal steken en toeren per cm krijgt. Heb je bijvoorbeeld 19 steken en 25 toeren per 10 cm, dan is dat 1,9 steken en 2,5 toer per cm.
Je maten. Meet de volgende maten op bij jezelf (een beetje hulp is handig, vooral bij de lengte):
- Omtrek borst
- Omtrek taille
- Omtrek heupen (ter hoogte waar je de onderboord van de trui wilt hebben)
- Omtrek pols, elleboog en bovenarm
- Afstand heup-taille, heup-borst en heup-oksel (heup = ter hoogte van de onderboord)
- Afstand taille-borst
- Afstand borst-oksel
- Afstand pols-elleboog en pols-oksel
Stap 2 – Bepaal de speling
Wil je je trui precies passend, hou dan de maten aan zoals je ze gemeten hebt. Wil je een beetje extra ruimte, tel dan 2 tot 5 cm bij de maten op (dit wordt wel ‘positive ease’ genoemd). Wil je een slim-fit model (‘negative ease’), trek dan 2 tot 5 cm van de maten af.
Stap 3 – Rekenen
Door je heupomtrek te vermenigvuldigen met het aantal steken per cm kom je op het totale stekenaantal uit dat je moet opzetten. Rond dit aantal af naar een even aantal. Brei je een boord 2r/2av, zorg dan dat het aantal steken dat je opzet deelbaar is door 4.
[Heb je bijvoorbeeld een heupomtrek van 96 cm en het aantal steken per cm is 1,9, dan zet je 96 x 1,9 = 182,4 steken op, afgerond naar een even getal is dat 182. Dit is niet deelbaar door 4, dus dan zet je 180 of 184 steken op (of je breit een ander soort boord, bijvoorbeeld gerstekorrel of 1r/1av). Wil je de trui iets losser dan zou je uit kunnen gaan van 99 cm en dan zet je 99 x 1,9 = 188 steken op.]
Reken op dezelfde manier uit hoeveel steken je ter hoogte van je taille en borst nodig hebt en rond ook dit af naar een even aantal.
Van heup naar taille ga je steken minderen. Trek het aantal steken voor de taille af van het aantal steken voor de heup om te weten hoeveel. Dit aantal moet geminderd worden over de afstand heup-taille. Als je niet wilt minderen in de boord, bepaal dan eerst hoeveel cm je de boord wilt hebben en trek dat ervan af.
[Bijvoorbeeld: je afstand heup-taille is 15 cm. Exclusief een boord van 4 cm heb je dan 11 cm om te minderen.]
Je mindert 4 steken per toer (of 2) dus deel het aantal steken dat je moet minderen door 4 (of 2). (Je kunt ook 4 steken per toer minderen en tot slot een keertje 2 als dat zo uitkomt met het aantal steken.) Nu weet je hoeveel keer je een toer met minderingen moet breien. Deel het aantal cm dat je hierboven hebt bepaald [11 cm in het voorbeeld] door het aantal minderingstoeren dat je moet breien. Dit geeft je de afstand tussen de minderingstoeren.
[Bijvoorbeeld: je wilt minderen van 180 steken (heup) naar 140 steken (taille). Dat zijn 40 steken om te minderen. Je mindert 4 steken per toer, dus dat zijn 40 : 4 = 10 toeren waarin je mindert. Over een afstand van 11 cm betekent dat dat je elke 11 : 10 = 1,1 cm dus ongeveer elke cm een toer met minderingen breit.]
Wil je niet steeds hoeven meten, dan kun je ook uitrekenen hoeveel toeren er tussen de minderingen moeten zitten. Vermenigvuldig daarvoor het aantal centimeters heup-taille met jouw aantal toeren per cm. Vervolgens deel je dit door het aantal minderingstoeren dat je moet uitvoeren.
[Bijvoorbeeld je aantal toeren per cm was 2,5, dus over een afstand van 11 cm brei je 11 x 2,5 = 27,5 toeren, afgerond 28 toeren. 10 keer minderen over 28 toeren, 28 : 10 = 2,8 dus je mindert ongeveer elke 3e toer. Je komt dan niet helemaal uit, dus je zou eerst 8 keer elke 3e toer kunnen minderen en dan nog 2 keer elke 2e toer.]
Van taille naar borst zul je waarschijnlijk weer wat steken moeten meerderen, reken uit hoeveel. Dit aantal steken meerder je over de afstand taille-borst. Reken op dezelfde manier als hierboven uit per hoeveel cm of per hoeveel toeren je moet meerderen.
[Bijvoorbeeld: je meerdert van 140 steken (taille) naar 166 steken (borst). Dat zijn 26 steken om te meerderen en je meerdert 4 steken per toer; 26 : 4 = 6,5, dus dat zijn 7 toeren met meerderingen (6 keer 4 steken meerderen en nog 1 keer 2 steken meerderen). Stel je afstand taille-borst is 20 cm, dan meerder je dus over een afstand van 20 cm. 20 cm : 7 = 2,9 cm, dus je meerdert elke 3 cm. Ofwel als je de toeren wilt tellen: het aantal toeren over die afstand is 20 cm x 2,5 toeren/cm = 50 toeren. 50 toeren: 7 = 7,1 dus je meerdert elke 7e toer vanaf de taille.]
Daarna brei je door tot je de hele lengte heup-oksel gebreid hebt. Op basis van het aantal steken op borsthoogte kijk ik altijd even in het patroon bij welke maat ik het dichtst in de buurt zit. Als bijvoorbeeld maat S eindigt met 170 steken voor het lijf en ik heb er 166, dan meerder ik in één van de laatste toeren nog 4 steken. Zit je helemaal niet bij een maat in de buurt dan kun je ook je eigen maat verder breien, zorg dan wel dat het aantal steken dat je hebt deelbaar is door het aantal steken van het telpatroon van de schouderpas (dat is vaak een herhaling van 8 of 10 steken).
Voor de mouwen ga je op dezelfde manier te werk. Je rekent uit hoeveel steken je ter hoogte van de pols, elleboog en bovenarm wilt hebben en bekijkt hoeveel meerderingen je daartussen nodig hebt. In de mouw meerder je telkens 2 steken per toer, 1 aan weerszijden van het begin van de ronde. Dus als je 16 steken wilt meerderen zijn dat 16 : 2 = 8 toeren met meerderingen. Als de lengte pols-elleboog 16 cm is meerder je dus elke cm. Het aantal toeren over die 16 cm is 16 x 2,5 = 40 toeren, dus dan meerder je elke 40 : 8 = 5 toeren. Hou ook hier rekening met een boord, als je niet in de boord wilt meerderen. Bovenaan gekomen kijk je ook hier of je bij dezelfde maat in de buurt zit, zodat je eventueel nog een paar steken kunt meerderen en dan de schouderpas volgens het patroon verder kunt breien.
Het is een heel verhaal, maar ik hoop dat de voorbeeldberekeningen veel duidelijk maken. Heb je vragen, aarzel dan niet om ze hier te stellen!